Waar de bodem door bebouwing, wegen en dergelijke afgesloten is, kan regenwater niet meer ongehinderd ter plaatse in de bodem trekken. Dit water verdwijnt doorgaans via de riolering naar beken, rivieren en kanalen. De gevolgen van het overvloedig afvoeren van het regenwater hebben een tal van nadelen.
Op zich zelf reeds zeer schadelijk is het gegeven dat de natuurlijke voorraad grondwater niet voldoende wordt aangevuld. Het resultaat, een gestaag dalende grondwaterspiegel, leidt tot verdroging. Bovendien zal door het overtollig afvoeren op de diverse waterwegen van tijd tot tijd situaties ontstaan dat te grote hoeveelheden af te voeren water hun weg zoeken buiten de oevers van deze waterwegen. Recente overstromingen zijn mede op deze onbedoelde neveneffecten terug te voeren. Zonder twijfel leidt ook dit laatste tot grote schade aan maatschappij, economie en uiteindelijk de mens en zijn directe leefomgeving zelf.
Bij de inrichting van de buitenruimte kan men kiezen voor de diverse vormen van oppervlakte verharding in combinatie met ecologische aandachtpunten.
Dit kan concreet vorm krijgen door het te verharden oppervlak te voorzien van plantvakken, grindbeddingen, waterafvoergoten (al dan niet uitkomend op een verzinkput) en dergelijke. Deze maatregelen leiden niet alleen tot een noodzakelijk ecologische evenwicht maar kunnen ook tegelijk een aanvullend vormgevend aspect doen laten ontstaan bij de inrichting van de buitenruimte.
Zeer belangrijk hierbij is de mate van natuurlijke doorlaatbaarheid van de oorspronkelijke bodem. Zand is in het algemeen zeer geschikt, leem en klei in mindere mate. Wanneer deze laatste twee soorten deel uitmaken van de natuurlijke ondergrond kan een bodemaanpassing van het infiltratie oppervlak zelf nodig zijn.
Reeds bij een minimale glooiing kan het regenwater oppervlakkig verdeeld worden in troggen, greppels of troggreppels. Een troginfiltratie is wel de meest eenvoudigste methode om water terug te voeren in de ondergrond. Het water wordt geleid in een vlakke meestal met gras begroeide verdieping in de grond, die een tijdelijke berging van het water mogelijk maakt, dit tot het langzaam in de grond indringt. Deze troggen zijn, afhankelijk van de mate van doorlaatbaarheid van de natuurlijke ondergrond, slecht enkele uren voorzien van water. Dit betekent dat er geen gebieden ontstaan die voordurend vochtig zijn.
Bij de greppel- of buis infiltratie wordt het water respectievelijk naar een ondergrondse grindspoor of naar een afwateringsbuis geleid. Hierdoor sijpelt het water na een tijdelijke buffering alsnog (ook hier afhankelijk van de mate van doorlaatbaarheid) in de natuurlijke ondergrond.
De troggreppel is een combinatie van de twee hiervoor genoemde infiltratietechnieken. Het water sijpelt eerst door de onderkant van de trog zelf naar een daaronder liggende greppel. Hierdoor ontstaat, aanvullend op de trog, een tweede waterspaarbekken.
De vierde mogelijkheid is het tussentijds opslaan in vijvers en al dan niet in combinatie (half)moerassen. Naast een hoge vormgevende waarde bevorderen zij ook de verdamping en wederom indirect daarmee de natuurlijke kringloop. Ook hier kan overigens voor een afvoer van het overtollige water gekozen worden een combinatie met een trog of greppel.
Naast de keuze voor de hiervoor beschreven natuurlijke infiltratietechnieken in combinatie met traditioneel geheel afsluitende tegel- en bestratingproducten, kan men ook kiezen voor het alternatief van de waterdoorlatende bestratingsystemen.
Foto's: Ingenieursadviesbureau M. Kaiser, Dortmund en Stein+Design.
Fotos: Ingenieurbüro M. Kaiser, Dortmund.
We use cookies to personalise content and to analyse our traffic. You consent to our cookies if you continue to use our website.